In het voorjaar van 2013 schreven Jolies Heij en ik Groot Rood Hart, een Heen en Weer dichtwerk. Lees de hele serie nog eens op Heen en Weer schrijven met Jolies Heij.
In het najaar bleef het bij één gedicht, het spreekt voor zich:
Een bed in de herfst
voor JH
Hadden wij niet al een herfstbed geboekt
waar jij mij droog van de zomer in wilde trekken
je ging er grommend en blazend je wensen
als een bevel in mijn handen leggen zei je
speelde je in de haast - ternauwernood ontsnapt
aan de kaken van een allesverslinder -
in een bitter kratermeer
de sleutel van de kamer kwijt
je riskeerde op de tocht het gevaar
van bacillen maar ze namen je te grazen
en ik stond daar met enkel een doek
voor het bloedend en hoestend hart
het hielp niet je voor alles te behoeden
nu lig je geveld tussen emmer & pot
de daver uit je lastige lijf te zweten
blijft de deur dit seizoen nog even op slot
©FT 15102013
Na het optreden bij Asher aan de Schie op 5 oktober j.l. is, mede n.a.v. de column die Jolies schreef op Pomgedichten, een nieuwe serie begonnen, met als titel: Honds genoegen. Lees de reeks voor zover gevorderd hieronder, of volg de serie via Pomgedichten:
Zondags dralen langs aanmeerplaatsen
Deze stad staat vol met pakhuizen
waar vader vroeger zijn sokken in
bewaarde en jij op je sloffen blokkendozen
beklom. Je verzon verhalen voor ieder paar.
Proosje aan de Schie maakt met pa haar
eigen wegwerpgebaar. Een wandelende jood
vertelt over zijn zwerftocht uit 1973.
Nooit voelde ik me zo verwant.
Het is zelfkant, ijdelheid, dat dingen
naar onvoorwaardelijkheid. De opgelapte
tand des tijds, waterwegen die asfalt
weigeren. Die poolse bruid voor wie
afstand niet telt. Jij bent mijn beproeving
mijn uiterste oefening in geduld.
Vacuüm wachtend op de hand ten dans
blaas ik vergeten vaten tot kathedralen.
©Jolies Heij
Hondsdagen
voor JH
Zoals zij hem in haar macht
begeert en honds behandelt
met kwispelstaart vastbinden
wil aan een antieke tafelpoot
tot op tong en bot afgericht
in een zeventiger jaren café
trouw maar onberekenbaar
je weet nooit wanneer hij bijt
het is een kunst om in musea
te bewaren tussen afdrukken
van een naoorlogse stroming
beeld na beeld zie je het dier in
eigen spiegelbeeld heet hijgend
naar vrijheid, de illusie ervan
©FT 07102014
Muilkorfloze nachten
voor FT
Maar weet je dan niet dat Sirius onder
is gegaan en Artemis haar hemel
heeft toegedekt. Jij wilde die staart
tussen de benen, de bliksem
uit de lucht. Heb ik je ooit gevraagd
om me als een ijsheilige te eren?
Ik hoef niet in een lijst noch
lijn ik jou aan mijn zij. Illusies
zijn als koudmerken te dicht op de
huid, spiegels sneeuwen tot blind.
De kunst is om de tong in te slikken
het bot te bewaren. De afdruk van
ons verbond in ons postzegelmuseum.
Het kerft al dieper. Je hoeft niet te
knielen of de halsband los. In de grond
zijn wij bijtend nederig en verraderlijk trots.
©Jolies Heij
091014
Jachtlust
voor JH
Wil jij van een jachthond een windkeffer
maken mijn neus blijft bij de grond
snuift je geur je spoor je voetstap
jou ruiken is de muilkorf voorbij
ik stuif achter de panden van je jas aan
hap naar de punt van je ceintuur je riem
als een veeg oogschaduw gewreven
uit de hoek van je prikkelende kijkers
ja ik lig af en zonder halsband aan je
voeten niet de tong uit de bek niet zo
hijgend en kwijlend als jij denkt alsof ik
in een run de trap op tot in je kamer met
laag het licht gordijn dicht als een lakzegel
je bed de mand om met mij te delen
©FT 10102014
De vos ontmaskerd
voor FT
Hoe graag zou ik je smaken
en toelaten in mijn koninkrijk van
dierenfabels en andere welriekende
biotopen. Doen alsof jij de eerste
schuinsmarcheerder bent. Ik heb
je al zo lang gekend. Vroeger droeg
je nog geen driedelig grijs, toen
hadden we het beest in ons kunnen
laten vieren. Nu heeft alles een
prijs. Ik zou je willen volgen
tot waar het begon, die oorsprong
in jouw zuidelijke dorp achter
de luiken. Nu trek ik enkel de
gordijnen dicht. Ik zwicht niet.
Ik denk aan jou als jongen zonder
peper en zout in het haar, zonder haar
die jou heeft afgericht. Niet omdat
maar zo: ik heb een gekrompen hart
waar enkel plaats is voor jou en niet
voor een vreemdeling. Hou me dichtbij.
©Jolies Heij 121014
Niet hondstrouw
voor JH
Niet hondstrouw daar heb ik een neus voor
zoals alles aan je beestenstreken heeft
ik kan een oog dichtknijpen en het
schuins zien maar het blijft wat het is
weet dat ik het grijs geruild heb voor zeven
kleuren toen ik het zuiden verliet voor de
noorderzon waaronder jij je dierenrijk bestiert
bij aankomst is de prijs betaald die jij bedong
en nog sluit je me buiten laat je me daar
rondstruinen ruik ik aan elke dorpel om
jouw geur op vreemdelingen buit te maken
ik zeg je er zijn betere bazen dan jij met je
opzwepende commando's geen andere poot
tussen de kier in de luiken dan die van mij
©FT 14102014
Mijn wereld tot buit
voor FT
Laten wij dan deze beestenboel verlaten
dat allesbehalve paradijs is met verzuurde
happen in vergrijsde wangen en bijten
naar alles wat beweegt achter de
dorpel ook al is het te goeder trouw.
Soms zijn mijn tanden bloot maar in
deze streken verbleken ze gauw
en is het juist het hart dat kleur
bekent. Mijn opzwepende commando’s
zijn voor degene die de zweep
weet te waarderen die de bazin
lik op stuk na stuk dat de luiken
springen. Kijk goed rond in mijn
wereld van hoogtezon en koudvuur.
De waakvlam staat aan. Je hebt alles.
Je hoeft alleen maar de bolster te ontpitten.
©Jolies Heij 161014
In het zadel
voor JH
Ik zadel het oorlogspaard en draaf je na
diep het woud in waar jij ondergedoken
als eertijds in de loopgraven slalom je
daar tussen zonnevlam en wondkoorts
trekt langs boomtoppen en bodemloze gaten
onderaardse gangen die ik uitpluis ik jaag
mijn rijdier over stronken en wortels zonder
zicht op waar jij je schuilhoudt je onderkomen
de speurhond in mij heeft je geur geroken
neus op het spoor ik zet er de tanden in
om de weg naar het hart te vinden
laat de zweep kou en duister uit de lucht
knallen en de bolster afpellen dat ik de pit vang
en polijsten kan in de palm van mijn hand
©FT 18102014
Rodeovaardig
voor FT
Als een speeldoospoppetje tol ik rond
in de handen van doordravende vaqueros
die genoegen nemen met de kruimels uit de
herfstige ruif en zich voeden met giftige
druiven van deze onherbergzame grond
kronkelend tussen stronken van lijven
die de paden plaveiden en de hondsneus
het werk lieten doen. De zweep is stuk
geknald de littekens boomringen in
mijn al te gekerfde onderkomen. Ik
ruk harten uit zo scherp van tongriem
maar rillend afwachtend in graven en
kuilen tot jij me vindt en de pitten van
jouw bolster plant. Je doet wel charmant
maar geeft het arme paard de sporen
dat het striemt tot het zich verloren verrent.
©Jolies Heij 281014
De paardensprong
voor JH
Dit is een machtig woud waar de bodem
van mijn hoop wortel schiet ik laat me leiden
door de gouden lichtinval naar open plekken
met een boerenhoeve een vervallen schuur
is al genoeg om daar jou te denken te voelen
maar nog geen spoor van je geur geen teken
van je doorschijnende lijf in deze wildernis
overwoekerd als alles is door je afwezigheid
het is twee stappen vooruit en een terug ga dan
opzij zei ik nog maar de hengst laat mismoedig zijn
hoofd hangen ik heb hem bij de halster moeten
nemen zijn kreupele gang brengt me niet dichter
bij jou en de hond jankt al drie dagen in de rondte
sta ik in dit ondermaanse dan helemaal alleen
©FT 29102014
Reisje langs de Rijn
voor FT
Geen bezonken wortels of blinde hoeven
meer maar aan de zwier op hangopa’s
goudbestikte schuit en alle wateren liggen open.
Zingen de dichters onder stralen van
klaterend bier, Deutschland bist du fier.
Flierefluitend met Ditmar en de wolf
in de kajuit, losbol Terk opgezweept tot
vogeltjesdansen terwijl het beugeltasje
van Ma druipend langs de kade schuimt.
We leren kruisknopen en zakdoekje
leggen, dichter na dichter komt mij nader.
Je zou eens een echte muze moeten zien
niet zo een van wie de lokken angstvallig
vastgebonden en in een lijst gedaan. Hoe was
ook alweer haar naam. Brunhilde springt uit
de ring. Als het bij Mannheim begint te waaien
wapperen alle verzen los. Soms denk ik aan
jou in dat verterkerde bos. Wees niet bang
voor de Loreley in al haar grillen. Laat de
teugels maar vieren. Vergaan kan altijd nog.
©Jolies Heij 011114
Als een zwerfhond
voor JH
Nog dool ik rond in ijzige bossen
aan de oevers van een reine rivier
vang ik in de verte de zang van minzieke
Sirenen klimt je lokroep erbovenuit
laat jij je verleiden door drinkende dichters
in leerbroek dansend op een goudgele slok
terwijl ik hier het bot van verlangen lik
geen vezel die ik niet gekloven heb bij
gebrek aan beter kots ik mijn maag mijn
hart leeg zo leeg zie jij de liefde laat je
de staart naar kwispelen hangen bij elke
tiran elke baas die jou tevreden blaft
als een zwerfhond achtergelaten wacht ik
op je wederkeer je kuiten om in te bijten
©FT 01112014
Drinkplaatsen inlijven
voor FT
Na al dat gefeest nu de terugkeer
naar de eigen harteklop. De woeste baren
tot stilstaand water. Daarover is het
beter lopen en voel je je veiliger
als het vroeger donker wordt. De woorden
ratelen niet meer zo maar liggen te
miezeren op het ven. Dat je bestaat
is mij al genoeg, mijn muze voor het
leven. Al zijn we elkaar even kwijt
en wie van ons lijdt eigenlijk het meest
onder het klappen van de zweep? Ik ben
zonder taal in jouw herfstige handen.
Ik volg jouw ritme, jouw hoefslag
sla je af, laat het me dan weten. Ik kom
je bij het ven weer tegen. Alleen jij
kunt mijn spiegelbeeld in stukken breken.
©Jolies Heij 021114
Een bed in de herfst 2
voor JH
Hoe je geur over het ven naar me toe drijft
hangen blijft in het hout van omgewaaide
bomen ik hak er planken van timmer een
tweede herfstbed waarin ik je kan neervlijen
dat de storm in jou is gaan liggen maakt het
water tussen ons begaanbaar een zweepslag
is genoeg om je nadering te aan te kondigen
in het ritselen van herfstblad sta ik woordloos
voor de waterspiegel waarin je beeltenis op-
duikt mijn muze een meermin gelijk zoals je
je benen ritmisch heen en weer beweegt
is het een gongslag die het glas stukslaat dat ik
voor jij wegzinkt je zachtmoedig bij de manen grijp
om jou - mijn donkerlokje - bij me te houden
©FT 03112014
Achter gepimpt glas
voor FT
In een opgestreken medaillon wil je me stoppen
voorgoed bevroren in die lijst. Geen
zwartwit donkerlokje wil ik zijn
maar een donderkopje met het nodige
chagrijn. Er is een woud dat ook ik
niet ken of beheers aan de andere kant
van de waterspiegel en buiten het grote
imagoboek onder dat opengesperde
oog van likebare omstanders met het
gezicht o zo heldhaftig in elkaar gezet.
Ken je deze mij wel, weet je van de rimpel
in mijn beeltenis het onvermogen
om vlinder te zijn de pissebedden
onder de planken waar mijn lokgeur
zich heeft neergevlijd? Sla het glas maar stuk
aanschouw wat er van me overblijft.
©Jolies Heij 051114
Geen heilige waar ik voor bid
voor JH
Denk van mijn liefde niet dat je de heilige
maagd in een medaillon om mijn nek bent
ook zonder gekleurde bril zie ik je zwalken
trekkebenend klauteren door het woud
vleugellam in je opgetrokken mondhoeken
hoe ze van donder en zuur vergeven
mijn longblaasjes schrik aanjagen de kou
die je uitwasemt als de lippen op een kier staan
als een koorknaap trillend boen ik het glas van
mijn hartenbeeld haastig onder handen genomen
breekt het valt je portret voor mijn voeten
in stukken ik zie ze als kakkerlakken wegschieten
nog naar adem happend raap ik de scherven
tussen de avondrode ramen waar ik je waan
©FT 05112014
Verlegen praaldansen
voor FT
Voor jou ben ik even een madonna maar
met heiligheid heb ik niets evenmin
als met de trekkenbenende en aan dildo’s
lurkende paalzangeres. Zij was de
koorknaap van de pastoor die met
stalen kruizen billen aan rafels sloeg
en zij maar tegen die paal oprijen.
Ik weet hoe ik je moet orgasmeren
maar in glijmiddelen ben ik verlegen
en onthand. Ik heb je niets te geven
dan mijn laatste restje verstand
voordat het in jouw waan tot avondrode
schemer verdampt. In vleugellamme wouden
is het beter toeven als je geen armslag
meer hebt. Kevers pantseren zich op poten
niet op de rug. Zo breekt het tenminste niet.
©Jolies Heij 081114
Een keeshond op achterste poten
voor JH
Met paal en naar pijpen dansen laten we
aan de anderen het is de hel die verweg ligt
achter de wouden nog waar je nooit komt
zo klaar bevroren is daar elke ademtocht
onthand ben je pas als je niet met mij
je gevoelens en verstand deelt geef je over
laat de weerstand varen niet als een keeshond
op achterste poten bokken tegen een zeer been
je pantser koester ik in sterkere handen
niet het breken maar het weken in
lauwwarm water zoals van tranen
van de madonna met pruisisch blauwe ogen
hoe zij het licht draagt door takkenbossen
heen schijnt het op je nakend albasten lijf
©FT 09112014
Neem al je toverballen terug
voor FT
Zou je ze durven zeggen, die woorden
van de koude grond die als gekleurde
toverballen in jou en mij begraven
of heb je liever het kleffe blad
onder de voeten, het roemloos van eigenaar
verwisselen? Zo lang ik dans hoef ik
enkel vrijplaatsen met brandgangen in te
richten met een drinknap voor de dorst
en een gebedsboek voor jouw zieleleven.
Mijn schatten bewaar ik in boomholtes waar
de schimmel niet komt. Mijn pruisische vaas
laat ik beter aan andere illusionisten na.
Als je het keffen bent verleerd neem dan
een albasten laken en wikkel daar
dit lijf in. Misschien vind je wat je
zoekt, durf naar de ossenhoorn te luisteren.
©Jolies Heij 131114
Café Blutgericht
voor JH
Dat ik alle ballen in de lucht houd
woorden tegen de zon blaf tot ze ontdooien
het is om bij jou te komen je dansende ziel
te halen uit de holte van een verrotte boom
hoe mijn gebeden al de lakens rimpelen
ik zie golven van kant aan het oppervlak
zeg niet dat je er niet bent voor mij
de vrijplaats houd ik met waxinelichtjes
warm het is de brandgangen ver voorbij in
Koningsbergen ga daar de deur door van het
oude café neem de trap naar boven waar een
eiken bed besmeerd met ossenbloed wacht
schenk ik frank en vrij de drank van het huis in
je pruisische vaas tot de lippen verzadigd
©FT 14112014
In een scherpslijpende luwte
voor FT
De lokroep van de ossenhoorn voorbij
moet ik verbloeid op Wodans wolken
rusten waar jij niet bij de teugels
kunt. Geef me drakenbloed om aan te
sterken het zand in de ogen om
mijn sporen uit te wissen. We beslaan
het raam met onze wodka-adem
we leiden pottenkijkers rond in een
eikenglanzende taal waarvan alleen wij
de houtworm kennen. Laat ze maar denken
dat we half aan half uit dat mijn water
aan jouw lippen het einde van de
storm inluidt. Je tekent een naam op de
kaart en beeld je in dat daar Sint Petersburg
ligt, opgejaagd tot waar de wolf de zon
verslindt en het café tot aan de knieën
in opkruiend ijs. Laat ons wakken slijpen
duik en hou je adem in. Laat het bloed
op lippen verstijven. Wacht gerust tot
er palmtakken groeien uit onze lijven.
©Jolies Heij 201114
Voorafgaand aan het slotgedicht van deze serie schreef Jolies nog een tussendoordicht,
lees het hieronder:
Intermezzo zonder zoutvaatje
In afwezigheid van FT
Nu ik je teruggefloten heb dat we elkaar
achter matglazen deuren kunnen begluren:
alleen de contouren schemeren nog geil.
We trekken van hier naar daar
met diezelfde woorden als blaren op de
lippen. Ik hield altijd van het peper
en het zout, ik viel op alles wat oud
me mijn eigen voorland liet zien.
Kringloop is alleen in jouw taal
een dilemma, jouw zachte g schurend
tegen mijn vuilbekkerij. Mag ik jouw
schandknaap zijn? Degene die jouw
directeursstatus van hondsdolheid voorziet?
Waar gaat dit heen, voor winterslaap
is het te laat. Vader trekt naar de
dikke berg voor een beter uitzicht
ik hou het bij mijn eigen sluimerendlustige
staat. Dat ik jouw jaren niet kan halen
werpt een natuurlijke drempel tussen
ons in. Ik volg je graag in Facebookverhalen.
©Jolies Heij 151114
Geen opmerkingen:
Een reactie posten